Boeren zijn weer bezig met gewasbescherming

Het is omstreden, gewasbescherming. Wat wordt er gespoten, hoe giftig is het en hoe schadelijk is het voor mens en natuur? In de omgeving van Andelst en Herveld zijn op twee momenten gezien dat er op het veld gespoten werd.

Boeren spreken van gewasbescherming, anderen gebruiken vaker de term landbouwgif. Hoe zit dat? Waarom worden deze middelen gebruikt, hoeveel wordt er gebruikt in de akkerbouw, wat zijn de regels en wat zijn de alternatieven? Op de website Akkerbouw van nu wordt uitgelegd wat gewasbescherming betekent.

Gewasbescherming of landbouwgif?

Veel mensen vragen zich af waarom boeren eigenlijk spuiten tegen ziekten en plagen. Waarom teelt niet elke boer biologisch, dus zonder kunstmest en bestrijdingsmiddelen? En hoe gevaarlijk is het allemaal voor consumenten en milieu, het is toch gif? Wat betreft die giftigheid: dit hangt af van de soort stof én van de dosis. Immers, ook keukenzout is dodelijk als je er een paar eetlepels achter elkaar van opeet en dat geldt voor veel meer voedingsmiddelen (denk ook aan alcoholvergiftiging). Er moet dus altijd worden gezorgd dat de stoffen die worden gebruikt niet in een voor mens en dier schadelijke dosis op het geproduceerde voedsel zitten of in het milieu terecht komen.

Chemische middelen werden al in de vroege oudheid gebruikt in gewassen. De eerste middelen waren vooral anorganische stoffen als zwavel, kalk, arseen, lood, koper en kwik. Na de Tweede Wereldoorlog begon men synthetische middelen te produceren. Het doel van een bestrijdingsmiddel is dat het in de gebruikte dosis (het toegelaten gebruik) schadelijk is voor het te bestrijden organisme en niet of veel minder voor het gewas en de consument. In 1962 werd bekend dat de breedwerkende middelen van die tijd een groot effect hadden op allerlei andere organismen dan waartegen ze gebruikt werden en dat ze bovendien lang in bodem en water aanwezig bleven (persistent waren). Daarna heeft de industrie zich veel meer toegelegd op specifieke middelen met een korte levensduur, die dus snel worden afgebroken. Tegenwoordig spreken we bij voorkeur van  gewasbeschermingsmiddelen, omdat veel moderne middelen het gewas beschermen door bijvoorbeeld de planten weerbaarder te maken en niet zozeer door alleen schimmels of insecten te doden.

Waarom spuiten boeren eigenlijk?

Boeren passen gewasbeschermingsmiddelen toe om drie redenen:

  1.  Verhogen van de opbrengst van het gewas.
  2. Voorkómen van de aanwezigheid van giftige stoffen in het gewas.
  3. Borgen van een goede kwaliteit van het product met het oog op verwerking in de voedselketen en uiteindelijke consumptie door de consument. Een goede kwaliteit draagt bij aan het voorkomen van verspilling.

De eerste reden heeft te maken met voedselzekerheid: voldoende voedsel produceren. Bovendien zorgt een hoge productie ervoor dat er minder landbouwgrond nodig is. De tweede reden gaat om voedselveiligheid: er voor zorgen dat er niks in het voedsel zit waar mensen of dieren ziek van worden. De derde reden gaat over voedselkwaliteit en voedselverspilling: voedsel wat langer houdbaar is wordt minder weggegooid.

Veiligheid

Kan iedereen zomaar elk middel gebruiken? Het antwoord is nee, gewasbeschermingsmiddelen kunnen niet zomaar worden toegepast, ook niet als het middelen uit de natuur zijn zoals plantenextracten. In Nederland hebben we te maken met de Bestrijdingsmiddelenwet, waarin de toelating van middelen voor het bestrijden van ziekten, plagen en onkruid is geregeld.

Om nu er voor te zorgen dat de boeren ook daadwerkelijk de regels volgen, zijn er een aantal controles:
1. Alle boeren moeten een spuitlicentie hebben, een bewijs dat ze voldoende kennis hebben over gewasbescherming.
2. Alle boeren moeten precies bijhouden welke middelen ze spuiten op welk perceel, evenals de hoeveelheid.
3. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft inspecteurs die toezicht houden op het spuiten en bij boeren langsgaan om hun voorraad middelen en hun gewasbeschermingsmiddelen boekhouding te controleren.

Maatregelen om mens en milieu te beschermen

Voor omwonenden:
Veel buren van boeren maken zich zorgen over wat er direct naast hun huis en tuin wordt gespoten en of dat overwaait. Daarom zijn er afspraken over spuitvrije zones. Bovendien mag er alleen bij vrijwel windstil weer worden gespoten. Als u vragen heeft als buur van een boer, dan is het beste met hem/haar te overleggen en uw zorgen kenbaar te maken. Vaak is het dan mogelijk om tot goede afspraken te komen. Intussen loopt er een meerjarig onderzoek bij het RIVM over de mogelijke effecten op omwonenden in de bollen- en fruitteelt.

Voor het milieu:
In Nederland is het vanwege alle sloten en meren erg belangrijk dat middelen niet afspoelen en in het water terecht komen. Iedereen die gewasbeschermingsmiddelen gebruikt moet de tank en spuit naderhand spoelen en het spoelwater opvangen of zuiveren. Dit zuiveren gebeurt meer en meer met een biofilter, een serie vaten met planten die de chemische stoffen afbreken.
Voor boeren is een erfemissiescan ontwikkeld, waarmee ze kunnen zien hoe ze nog beter kunnen voorkomen dat chemische middelen onbedoeld in het milieu terecht komen.

Spuiten met een gewasbeschermingsmiddel mag tegenwoordig alleen met doppen op de spuitboom die er voor zorgen dat er zo min mogelijk middel verwaait (‘drift’). Er moeten doppen worden gebruikt die zorgen voor minimaal 75% reductie van de drift. Ook moeten boeren aan het uiteinde van de spuit de doppen naar binnen laten wijzen, zodat er niet over de rand van een perceel wordt gespoten.

Bovenwettelijke eisen van supermarkten
Supermarktketens en milieuorganisaties spelen een steeds grotere rol bij de gewasbescherming door boeren. Soms verbieden zij dat bepaalde middelen op de producten voorkomen of eisen zij dat er maximaal vijf verschillende stoffen op een product zitten. Dit hoeft niet altijd te betekenen dat een product gezonder is of dat het milieu er mee gediend is.

Vanwege het voorkomen van resistentie tegen middelen krijgen boeren juist het advies om zo veel mogelijk werkzame stoffen af te wisselen of mengsels te gebruiken. Wanneer dat vanwege een beperking van het aantal stoffen op een product niet meer kan, bestaat het gevaar dat van de stoffen die gespoten worden, veel meer moet worden gebruikt om toch ziekten en plagen te onderdrukken. Daar hebben noch consumenten noch het milieu wat aan.

Lopende discussies

Gewasbescherming is vaak negatief in het nieuws. Er spelen veel emoties mee in het debat. Twee voorbeelden.

Bijensterfte: Sinds begin deze eeuw is er een toename gezien in de bijensterfte. Aangezien bijen zeer belangrijk zijn voor de bestuiving van gewassen, heeft dit grote ongerustheid veroorzaakt. De bijensterfte werd in eerste instantie in zijn geheel geweten aan het gebruik van bepaalde insectenbestrijdingsmiddelen, de groep van de neonicotinoïden. Er is nu een tijdelijk verbod op het gebruik van deze middelen in de EU ingesteld. Tegelijkertijd speelden er nog twee dingen: de bijen hadden in toenemende mate last van een parasiet, de varroamijt, en veel imkers werken biologisch maar hielden zich daarbij niet altijd voldoende aan de sanitaire regels. De bijensterfte is tot staan gebracht, opvallend genoeg begon dit al voordat het verbod op neonicotinoïden van kracht werd. Momenteel is er nog discussie of het verbod op deze middelen permanent moet worden.

Glyfosaat (Roundup): IARC, een commissie van de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie) heeft de werkzame stof glyfosaat van het onkruidbestrijdingsmiddel Roundup aangemerkt als ‘mogelijk kankerverwekkend’ en uitgebreid nieuw onderzoek geëist. Het werd daarmee geclassificeerd in dezelfde categorie als het eten van rood vlees. De classificatie ‘mogelijk kankerverwekkend’ wil uiteraard niet zeggen dat je er ook kanker van krijgt. Dat hangt af van de blootstelling. Met een lekker biefstuk op zijn tijd is dus niks mis. Deze classificering van glyfosaat door het IARC wijkt af van de classificatie door het European Chemicals Agency en EFSA, de European Food Safety Authority. Zij komen op basis van alle beschikbare gegevens over effecten van glyfosaat op mens, dier en milieu in de brede zin tot de conclusie dat glyfosaat niet kankerverwekkend is. Ook de WHO en de FAO hebben de classificatie van het IARC weerlegd en geven aan dat glyfosaat niet kankerverwekkend is.

Verbod op glyfosaat

Inmiddels is glyfosaat wel verboden voor gebruik op verhardingen door gemeenten. Dat heeft echter niks met de IARC classificatie te maken. De reden hiervoor zijn overschrijdingen van de drinkwaternorm door het afspoelen van glyfosaat naar sloten. Boeren en particulieren mogen het nog wel gebruiken. Veel burgers werken nu met alternatieven zoals geconcentreerde schoonmaakazijn. Hiervan is echter bekend dat het een schadelijk effect heeft op schimmels, bacteriën, wormen etc. in de bodem. Voor het milieu is het veelvuldig gebruik van azijn dus niet persé een verbetering.

Bron: Nederlandse Akkerbouw Vakbond, akkerbouw van nu

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen